HOOFSSTUK I

EEN LAND HEEFT ALTIJD EEN LEGER, HET EIGEN LEGER OF DAT VAN DE BEZETTER
klik op foto om te vergroten

Mei 1940. De oprukkende vijand

Mei 1940. De oprukkende vijand won het in snelheid en stak onze jongeren reeds voorbij te Wervik.
Van de eerste Duitser zag Nol eerder zijn achterste; die had op dat ogenblik andere bekommernissen dan de blitzkrieg.
Van de volgende lag nog een laars in de gracht met het been er nog in, en wat verder drie doden.
Een officier verzamelde hun naamplaatjes.
De terugreis dwars doorheen België ving aan. Nog onervaren in de reiswereld was Nol thuis vertrokken met lichte fietspantoffels met smalle zool.
Voor zijn voeten vol blaren, lag het ritme van de anderen weldra veel te hoog. Hij volgde dan maar zijn eigen pijnlijke cadans en verloor zijn maten uit het oog. 's Nachts sliep hij op de grond of in één of andere stal. Zijn eerste warme maaltijd kreeg hij in de Kajotterscentrale te Brussel. Een vriendelijk gezin te Tervuren bood hem wat rust en een bad aan, geneugten die het thuiskomen voorafgingen.


De donkere bezettingstijd ving aan. Triomfantelijke Duitse zegebulletins op de radio met schallende trompetten werden nijdig weggehoond.
Toen 's nachts dreunende vliegtuigmotoren overvlogen om Moffrika te bombarderen, werd dat op veel leedvermaak onthaald.

Nol was ingeschreven op leercontract in vaders bedrijf; zo lieten ze hem ongemoeid voor verplichte arbeid in Duitsland.
Hoe wrongen ze zich niet in bochten om het grote gezin te ravitailleren! Als achttienjarige geraak je zo, van het overbrengen van berichten of van pakjes pamfletten, betrokken bij het verlenen van hulp aan Joodse vluchtelingen en finaal in het Verzet. De Jodenvervolging sloeg onbarmhartig toe in 1942.

In dat jaar doken ook geallieerde piloten op, die in Limburg met hun parachute waren neergekomen, of er strandden vanuit Nederland of Duitsland. Mannen als Marcel Royers en Mathieu Vanderfeesten begonnen de opvang te organiseren. Een kern van uiteindelijk zo'n dertig ingewijden, onder wie Nol en Bert Salaets vormden dra een stevige basis.
Vooreerst waren er de mannen en vrouwen die zich dankzij hun beroep vrij konden verplaatsen in de streek en er piloten konden opsporen die ronddwaalden of ergens verborgen zaten. Een andere groep leidde de veiligheidsondervragingen, zocht onderdak, liet valse documenten opstellen, bezorgde burgerkleren enz. Anderen dan weer werden begeleiders.
Echter tientallen en tientallen meer, ook in de omliggende gemeenten, boden regelmatig hulp. Op moederke Spelters kon je rekenen. Naast de zorg voor haar gezin, nam zij tot dertien maal de zorg van piloten op zich.
Die werden dan naar Luik of Berchem begeleid.Aan de grens, bijvoorbeeld, was douanier Lucas onmisbaar bij het wegtoveren van Joodse gezinnen,
terwijl J. Daemen zorgde voor documenten of identiteitskaarten die vaak bemachtigd werden tijdens nachtelijke inbraken in omliggende gemeentehuizen, al dan niet met medeplichtigheid van het personeel.
Aanvankelijk werden piloten naar de Kloosterstraat te Bree geloodst, ten huize van de heer Bergmans - Fons met de baard - waar ze een tijd konden verblijven en verzorgd werden vooraleer te worden overgebracht naar het café L'écran te Luik.
Zo heeft Fons een vijftigtal piloten geherbergd, komende uit Nederland, de omgeving van Maaseik of het Peltse, tot hij zelf moest onderduiken. De woedende, hardnekkig speurende Gestapo staakte haar opzoekingen toen de B.B.C. meedeelde dat hij en zijn vrouw goed waren aangekomen in Londen.

want Fons zou ondergedoken blijven in het Brusselse. Immers toelating om uit Limburg via een ontsnappingslijn over te steken naar Groot-Brittannië werd doorgaans geweigerd, daar piloten voorrang kregen.
Het was maar je plicht om ter plaatse stand te houden. Charel Willekens, de man met de grote snor in werkmanskledij en met knapzak, had zijn sporen reeds verdiend in '14 - '18. Tijdens meerdere reizen begeleidde hij een twintigtal Joodse gezinnen naar een café op de Melkmarkt te Antwerpen,
van waar ze naar Zwitserland verdwenen. Zo leidde hij tot meer dan zeventig piloten naar een café in de Bisschopsstraat te Antwerpen waar Staf Busschops hen vervolgens overnam voor de trip naar Brussel. De vluchtelingen kwamen terecht in een fel gecontroleerde streek met een verarmde en hongerige bevolking. Er waren de vele vraagtekens, de onvoorziene voorvallen, de dreiging van de doodstraf. Een boek zou kunnen geschreven worden over de evacuatie van elke piloot of Joodse vluchteling. De Gestapo, hun helpers en verraders lieten zich niet onbetuigd. Royers en nog anderen zullen uiteindelijk tegen de lamp vliegen en terechtkomen in een concentratiekamp.
Totaal onverwachts vielen Feldgendarmen ergens binnen. Wie fluisterde hen dat in het oor ?
Ook Nol werd zo eens verrast. Toen ze de deur brutaal openwierpen, bleef hij er roerloos achter staan tot ze nukkig afdropen. Het was een les: de onveiligheid werd steeds groter. Ze waren zogezegd nog niet verbrand, maar beide broers besloten zich thuis niet meer te laten zien. Ze verbleven onder meer op het gehucht De Roosen bij Schildermans of op Boscheinde bij Bierkens. Theo Spooren en Jaak Smeets kwamen hen daar ook vervoegen. Bij Bierkens schuilde een Jood en bij Schildermans een Oostenrijkse deserteur. De weken gleden troosteloos voorbij. Op zekere dag kwam thuis een oproepingsbevel aan: Nol moest zich gaan aanmelden op de Werbestelle te Hasselt. Hij besloot het te wagen. Als leerling plafonneerder lukte het hem misschien om vrijstelling te krijgen van tewerkstelling in Duitsland en bijgevolg om zich vrijer te kunnen bewegen achteraf. In het Duitse leger zat de vrees voor besmettelijke ziekten er diep in. Dus moesten de 'kandidaten' bij de Duitse dokter een volledig onderzoek ondergaan. Dat gebeurde waar iedereen bijstond. Nol moest op zijn tanden bijten toen hij het enorme achterste van een verlegen dikke knecht van het college zag tevoorschijn komen. Jan Donkers vond een oplossing.
Hij liet zich opereren van appendicitis en ontsnapte zo aan tewerkstelling in Duitsland.
Nol had minder geluk. Ze werden trouwens allemaal aangeduid voor Leipzig. Eén voor één moesten ze nu hun reisdocumenten laten opstellen. Toen het de beurt van Nol was, stelde de chef hem een vraag en Nol antwoordde: "Wat ?" De man werd rood van woede: "Sie mussen sagen: Was sagen Sie Herr !! Dummer Kerl !" en grommelend keerde hij de rug naar Nol om op de tafel achter zich een Fahrschein voor Leipzig op te stellen.

Vliegensvlug griste Nol zijn identiteitskaart en andere documenten van de tafel en rende vierklauwens langs de verbaasde omstaanders naar buiten. Terugkeer per trein of tram was nu uitgesloten, evenals het oversteken van de bruggen. Om achtervolgers af te schudden, zwom hij ter hoogte van Diepenbeek over het Albertkanaal en verdween in het beboste gebied. Kruispunten en dorpen liet hij links liggen. De tijd om definitief onder te duiken was aangebroken.

Jaak Daemen

VERVOLG HOOFDSTUK II