HOOFDSTUK VI

MIJN TWEEDE OPDRACHT IN BELGIE-LIMBURG, Operatie CALIBAN :









Mijn terugkeer naar mijn geboorte streek en de operatie CALIBAN.



In Frankrijk versnelde de aftocht van de Duitse legers onder de mokerslagen van de geallieerden. Om hen te beletten zich in België vast te klampen aan mogelijke steunpunten, werd een deel van de Eenheid gedropt in de Ardennen voor de operatie Noah. Daarmee waren onze Para's de allereerste geallieerde gevechtstroepen die voet zetten in België. Het Albertkanaal zou een moeilijke
hindernis kunnen vormen. Het Hoofdkwartier diende onverwijld te worden ingelicht over de troepenbewegingen in Limburg, mede met het oog op de bevrijding van Nederland. De operatie Caliban moest zekerheid brengen. Luitenant Freddy Limbosch zou de operatie leiden, bijgestaan door luitenant Jos Ghys. In de nacht van 5 op 6 april 1944 stegen te Fairford twee Stirlings op. In het vliegtuig va n Freddy Limbosch vonden we Jan Vos terug die samen met Engelen en David Kowarski het squad De Rechter vormden. Er was het squad Melsens met Ch. Sas, Jan Veroft, Vic Debuf en Goessens, en het squad Verberckmoes met De Serrano, Switters en Margriet. De ploeg van Jos Ghijs in het andere vliegtuig bestond uit Devulder, Klein, Siffert, Petit, Hellegard, Delsaer, Vivey, Bernard Kowarski, A. en K. Debelser. In de pikdonkere nacht werden ze 'blind' gedropt en kwamen daardoor terecht op enkele kilometers van de geplande dropping zones. De groep Limbosch landde op het grondgebied Gruitrode (De Rieten) en Ghijs in de buurt van de Gielisbeek te Peer ('t Raffis-Overis). Alweer landde Jan in een bos, een dennenbos, maar terwijl zijn parachute bleef haperen, raakten zijn voeten deze keer toch de grond. Hij wurmde zich uit zijn harnas en bleef doodstil liggen luisteren. Niets ! Maar waar was Engelen zijn voorganger ? En de anderen ? Hij gebruikte zijn fosforbol om de aandacht te trekken. Nog steeds niets. Stond hij er weer alleen voor ? De parachute loste vrij snel. Jan rolde hem op, diepte een gat in de grond verder uit en bedekte het geheel met takken. En nu op zoek. Voorzichtig volgde hij het spoor van een wegeltje. Plots doemde in het donker een huis op. Hij observeerde, liep er in een boog omheen, doch merkte geen vijandelijke aanwezigheid
en klopte aan. Verschrikt keken twee mensen hem aan, want ze dachten dat hij een Duitse soldaat was. Hoe konden ze zich immers indenken dat een Canadese soldaat, nog wel van Vlaamse afkomst - aangezien hij hen verstond - bij hen zou komen aankloppen ! De man was overgelukkig met de Engelse sigaretten. Duitsers waren er niet, dus nodigden zij hem uit om wat te rusten in de kamer van hun zoon die was weggevoerd naar Duitsland. De kamervenster opende zonder moeilijkheden. Welke waren de mogelijke vluchtwegen ? Gekleed legde Jan zich op het bed. In de vroege morgen kwam een oud vrouwtje om melk. Ze vertelde dat parachutisten zich ophielden in de hoeve een paar honderd meter verderop. Jan vond er zijn squad terug. Ze hadden overnacht in de schuur. In de andere boerderijen vonden ze de rest van hun stick. Freddy Limbosch nam nu de leiding, en in formatie vertrokken ze naar het basiskamp, verstoken in een bosje in de omgeving van de Hommelbeek, op de grens van Meeuwen en Peer. Enkele Witte-Brigade mannen vergezelden hen als gidsen. Daar aangekomen vonden ze de groep Ghijs. Het kamp was zodanig uitgekozen dat het terrein in alle richtingen gemakkelijk was te overzien. De veiligheid werd nog versterkt door waarnemers die verderop waakzaam waren en door Weerstanders, ingeschakeld ter observatie
van wegen op verre afstand. Patrouilles waren voortdurend onderweg om inlichtingen in te winnen. Het squad Melsens, bijvoorbeeld, kreeg zo het toezicht op de baan Meeuwen-Helchteren, en het squad De Rechter de weg Peer-Linde-Helchteren. Er liepen bijgevolg voortdurend berichten binnen. Ze werden geschift door de leiding en de intelligence man Sgt. Klein, die de inlichtingen liet overseinen naar Londen door Sgt. Siffert. Van daaruit werden ze dan meegedeeld aan het Hoofdkwartier van de oprukkende troepen. Het was een omslachtige procedure, dus om de Britten vlugger in te lichten, werden Eerste Sergeant De Rechter en David Kowarski naar Helchteren gezonden. Kowarksi keerde terug met het verzoek kontakt te houden per bode. Inlichten was hun opdracht ! Engelen vertrok ook met die opdracht, en nadien ook weer Kowarski D. Van zijn squad bleef alleen nog Jan over. Limbosch nam hem op in zijn groep, die op de baan Peer-Meeuwen in hinderlaag ging liggen. Opgesteld in een bocht van de weg kon Limbosch de baan zeer ver overzien en had hij een goed schootsveld voor zijn Brengroep (De Belser-Hellegard). Jan en zijn makkers hadden zich opgesteld in een dicht bos van jonge dennen langs de baan. Zodra de Bren het vuur zou openen, zouden zij dat ook doen met hun Tommy-guns, om de vijand van zeer nabij aan te vallen. Limbosch gaf dat bevel nooit, daar onverwachts, schijnbaar uit het
niets, een massa Duitsers in colonnes kwam aangemarcheerd uit de richting van Meeuwen. Die overmacht was te groot ! Op enkele meters van hen, bleven de Duitsers zij aan zij voorbij stappen. Een onderofficier per fiets hield even halt op de hoogte van Jan, plaste er tegen een dennetje en reed nadien rustig verder. Hoe was het mogelijk dat hij hen niet had opgemerkt ?! Voorzichtig trokken ze zich terug. Waarschijnlijk hebben waarnemers van de kolonne hen opgemerkt toen ze het bos verlieten, maar beschouwden ze hen waarschijnlijk als een Duitse patrouille, met hun ronde helmen en camouflagevesten. Jan geraakte afgezonderd en vatte alleen de terugweg naar de basis aan. Hij kwam als eerst aan. Sgt. Klein had berichten die zo vlug mogelijk dienden weggebracht naar Helchteren. Jan bood zich aan en vertrok samen met twee Weerstanders. In een herberg in de omgeving van Linde dronken ze een (oorlogs-)biertje in afwachting van drie fietsen. De twee wilden Jan overhalen om een 'zwarte' te gaan aanhouden, maar hij weigerde. Ze hadden immers een opdracht te vervullen. Een zandweg voerde hen zuidwaarts naar de baan Helchteren-Hechtel. Plots werden ze onder vuur genomen, al was het dan vanop grote afstand. In een bosje tussen struikgewas verborgen ze hun fietsen en zetten hun weg te voet verder tot aan een verlaten boswachtershuis. Er was niemand te bespeuren in de omtrek, alhoewel er een kanon stond. Het was een kanon van klein kaliber, want een granaat kon niet in de loop. Het leek erop dat ze een opslagplaats hadden ontdekt van munitie en levensmiddelen. Terwijl ze rondspeurden, klonk plots 'Werda', en er werd gevuurd. Eén van de begeleiders verdween, ze zouden hem niet meer terugzien. De twee konden eveneens ontsnappen en kwamen terecht in een erg drassig, moerasachtig terrein. Moeizaam geraakten ze er doorheen en bereikten ze een uitgestrekte waterplas

(omgeving kasteel Dool), en nadien de baan Helchteren-Hechtel. Wat verder stond een Britse tank opgesteld die nu en dan vuurde. Jan zwaaide met zijn rode muts om de aandacht te trekken. Ze mochten voorbij. De toestand was verward want ze merkten Duitsers op aan de andere kant van de weg, die verdwenen toen Jan ze met zijn Tommy-gun beschoot. Wat verder lag Britse infanterie ingegraven. Na voorzichtig 'rode-mutsen gezwaai' werden ze naar de Commanding Officer geleid. Om hem te laten bekomen, schonk de C.O. Jan een flinke whisky in. Er bevond zich eveneens een officier van de Weerstand in Belgisch uniform. Jan viste het te overhandigen document op uit zijn kous en deed zijn verhaal. Daarna werd hij tot bij De Rechter gebracht. Het squad was weer verenigd. De nacht brachten ze door in een huis. Helchteren lag nog steeds onder vuur. De terugweg naar hun basis was afgesneden, dus trokken de vier 's anderendaags langs de grote baan op met de Britten naar Hechtel. Ter hoogte van de zijweg naar Don Bosco groeven ze zich in. Er werd nog steeds hard gevochten om het kruispunt van Hechtel. Het squad sliep die nacht in de duinen langs de baan.

s' Anderendaags trokken ze om Hechtel heen naar Peer langs stukgeschoten huizen en bomen, vernielde tanks en kannonnen, en ook lijken. Te Peer vonden ze hun makkers terug en vernamen dat Limbosch en Melsens vermist waren. Een notabel van de stad Peer bood hen een degelijk eetmaal aan en overnachting. Jos Ghijs die het bevel voerde, verleende hen acht dagen verlof voor familiebezoek. Afspraak nadien in Brussel. In de streek had Jan nog wel tantes en ooms, maar Neerpelt was nog niet helemaal bevrijd. Dus spoedde hij zich naar Gent om vader, broers en zussen op te zoeken. Engelsen gaven hem een lift tot Brussel, waarna een burger hem meevoerde naar Gent. Vanuit Zelzate werd de stad nog beschoten, en de bevolking schuilde nog in de kelders. Zijn broer stond op de uitkijk. Toen hij in Groot-Brittannië was aangekomen, had hij in een radiobericht via de BBC, in bedekte termen, het goede verloop van zijn tocht gemeld. Als bestemmeling had hij enkel voornamen van al zijn zussen opgegeven. Pakjes van het Rode Kruis waren nadien nog een welkome bevestiging. Voor zijn ravitaillering moest Jan zich als geallieerd soldaat aanbieden in een Brits depot te Gent. Zijn familie kreeg immers slechts de karige rantsoenzegels. De officier had gezegd: 'For you and your family, neem maar mee !' Met een stootkar had hij alles vervoerd en verdeeld in de familie !



Jaak Daemen

VERVOLG HOOFDSTUK VII

Return